Datacenterconsolidatie binnen het Rijk draait om het terugbrengen van een veelheid aan verouderde en inefficiënte datacenters en computerruimten naar één of een beperkt aantal moderne, groene datacenters. Dit lijkt op het eerste gezicht een technisch vraagstuk en niet veel meer dan een IT-verhuizing. Niets is echter minder waar. Organisaties worstelen met vragen als: hoe betrekken we de proceseigenaren bij het nemen van onderbouwde besluiten? Kennen we onze IT-infrastructuur voldoende om dit planmatig en beheerst uit te voeren? Kan de bedrijfsvoering van mijn departement door blijven gaan? Hoe beperk ik risico’s op verstoringen tijdens de migratie? Hoe groot moet het nieuwe datacenter zijn om klaar te zijn voor de toekomst? Of moeten we gewoon naar de cloud? Wat zijn de investeringskosten en de te verwachten besparingen van een datacenterconsolidatietraject?
Kortom, het is niet eenvoudig te onderbouwen dat de voordelen van datacenterconsolidatie opwegen tegen de kosten en risico’s. Geïnspireerd door onze ervaringen in diverse adviesopdrachten voor zowel publieke als private klanten zullen wij in dit artikel ingaan op de uitdagingen van datacenterconsolidatie en welke belemmeringen hierbij overwonnen moeten worden.
Inleiding
De Rijksoverheid vernieuwt. Steeds meer vat het idee post van ‘het Rijk als één concern’. Door wisselende maatschappelijke vraagstukken en een toenemend belang van ketenrelaties zijn de grenzen van departementen aan het vervagen en werken ambtenaren steeds meer samen in tijdelijke of interdepartementale verbanden. De recente ontwikkeling van de megafusie van vier departementen tot twee maakt deze trend ook voor de burger zichtbaar[De departementen Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Economische Zaken (EZ) zijn samengevoegd tot het departement Economische zaken, Landbouw en Innovatie (ELI). Daarnaast zijn het ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) samengevoegd tot een nieuw ministerie van Infrastructuur en Milieu.].
De huidige inrichting van de departementale bedrijfsvoering stamt uit een tijd waarin departementsgrenzen vast en duidelijk waren. Ieder departement had zijn eigen ondersteunende PIOFACH-processen[PIOFACH is een acroniem binnen de bedrijfsvoering waarmee alle relevante bedrijfsvoeringselementen gebundeld zijn. PIOFACH staat voor Personeel, Informatie, Organisatie, Financiën, Administratie, Communicatie en Huisvesting.], systemen en standaarden. Maar vanuit de filosofie van ‘het Rijk als één concern’ en ‘het nieuwe werken’ is dit een onwenselijke situatie. Daarom wordt gewerkt aan de uniformering en concentratie van veel ondersteunende bedrijfsvoeringdiensten (bijvoorbeeld P-Direkt en het programma 4F) en gemeenschappelijke ICT-voorzieningen, zoals werkplekondersteuning (Digitale Werkomgeving Rijksdienst) en de Rijkspas. Ook wordt vanuit die gedachte het operationeel beheer van ICT samengebracht, geconsolideerd en aan de markt uitbesteed. VWS en SZW laten hun gehele ICT verzorgen door de Shared Service Organisatie ICT van het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu. VROM en OCW hebben hun ICT uitbesteed aan marktpartijen. Justitie en Defensie hebben sterk ingezet op interne consolidatie van ICT-beheer.
‘een herkenbare aanpak die recht doet aan het belang van consolidatie van datacenters op weg naar de overheidscloud’
Hans Weijers, programmacoördinator Efficiency en Procurement, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Het directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DG OBR) van BZK is opgezet naar aanleiding van de kabinetsnota Vernieuwing Rijksdienst[Nota Vernieuwing Rijksdienst, 25 september 2007, http://www.vernieuwingrijksdienst.nl/actueel/nota’s-vrd/nota-vernieuwing.] en huisvest de zogenaamde Chief Information Officer (CIO) van het Rijk, Maarten Hillenaar. De ‘Rijks-CIO’ fungeert onder meer als opdrachtgever van de Digitale Werkomgeving Rijksdienst (DWR), richt zich op de consolidatie van ICT-beheer binnen de Rijksoverheid en coördineert rijksbrede ICT-projecten rondom applicatierationalisatie, licentiemanagement en datacenterconsolidatie. Maarten stelt in een interview: ‘Zo heeft de centrale overheid niet minder dan 61 datacenterlocaties. Het is logisch dat we daar nu heel goed naar kijken en plannen voor consolidatie ontwikkelen'[Webwereld: Rijks-cio slecht bastions en bouwt teams, 28 juni 2010, Brenno de Winter: http://webwereld.nl/nieuws/66402/rijks-cio-slecht-bastions-en-bouwt-teams.html.]. Een dergelijke grootschalige consolidatie van datacenters is in Nederland niet eerder uitgevoerd en is door de vele betrokken departementen en uitvoeringsinstellingen en het grote aantal datacenters naar Europese en zelfs mondiale maatstaven een unieke uitdaging.
In dit artikel zal dieper worden ingegaan op de uitdagingen die dergelijke grootschalige datacenterconsolidatietrajecten met zich meebrengen.
De kwantitatieve businesscase
Grote private organisaties hebben doorgaans tientallen grotere en kleine datacenters verspreid over meerdere landen. De Nederlandse Rijksoverheid, inclusief haar departementen, agentschappen, uitvoeringsinstellingen en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s)[Een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) is een bestuursorgaan op het niveau van de centrale overheid dat niet hiërarchisch ondergeschikt is aan een minister. http://almanak.zboregister.overheid.nl/sites/min_bzk2/index.php bevat een register van alle ZBO’s in Nederland.], heeft naar schatting meer dan honderd datacenters in beheer, verspreid over het hele land. Deze datacenters lopen uiteen van grotere, dedicated datacenters van enkele duizenden vierkante meters geconditioneerde vloeroppervlakte tot aan computerruimten in kantoorpanden van enkele tientallen vierkante meters.
Deze sterke spreiding van de IT-infrastructuur over meerdere datacenters is meestal historisch bepaald. Organisatieonderdelen waren in het verleden autonoom in het inrichten en beheren van hun eigen IT-voorziening. Sinds een aantal jaren worden shared service organisaties gevormd die de LAN/WAN-voorziening en datacenters van de gehele organisatie in beheer hebben, of wordt het beheer van deze basisvoorzieningen uitbesteed aan IT-serviceproviders.
Door het overweldigende aantal datacenters binnen de Rijksoverheid lijken de baten van de consolidatie van deze datacenters zowel op financieel vlak als op kwalitatief vlak sterk positief. Een toenemende schaalgrootte en een hoge mate van standaardisatie rondom datacenterexploitatie zijn dé ingrediënten voor een hogere productiviteit tegen lagere kosten. Dit vergt investeringen, zowel voor het realiseren van grootschalige datacentervoorzieningen als voor de migratie en het uitfaseren van de bestaande datacenters. Maar om een goed beeld te kunnen vormen van de investeringsruimte voor datacenterconsolidatie dient er inzicht te zijn in de huidige operationele kosten, de verwachte operationele kosten na consolidatie en de migratiekosten. Dit vergt tevens een heldere visie over de gewenste eindsituatie: blijven datacenters in eigen beheer of wordt overgegaan tot het uitbesteden van datacenterdienstverlening? En in geval van uitbesteding, omvat dit alleen datacenterfaciliteiten (datacenterhousing, co-locatie) of ook de IT-beheerverantwoordelijkheid (datacenterhosting), dan wel de gehele datacenterdienstverlening (managed services, cloud computing)?
Op basis van beperkt beschikbare referenties van datacenterconsolidaties bij bedrijven en overheden in het buitenland, zijn behaalde besparingen van de jaarlijkse datacenterexploitatiekosten bekend tot wel vijftig procent. De overheden van de Verenigde Staten[Update on the Federal Data Center Consolidation Initiative ‘State of the Federal Data Center Consolidation Initiative – Report, Date Posted: 10/05/2010”: http://www.cio.gov/pages.cfm/page/FDCCI.], het Verenigd Koninkrijk[Public Sector SpeciaL: The UK government’s data center consolidation strategy, John Suffolk, UK Government CIO, talks about his plans for consolidation of public sector data centers – Article, posted 23/04/2010: http://www.datacenterdynamics.com.], Australië[Australian Government Data Centre Strategy 2010 – 2025, http://finance.gov.au/e-government/infrastructure/docs/AGDC_Strategy.pdf.] en Canada[Federal CIO of Canada Corinne Charette ‘Reducing 140 data centers to no more than 10 across the country’: http://gcn.com/Articles/2010/08/02/Interview-with-Canadian-Government-CIO-Corinne-Charette.aspx] hebben sinds kort een strategie voor consolidatie van datacenters en maken hiermee vorderingen. Een grootschalig datacenterconsolidatietraject van Hewlett-Packard heeft in de periode 2005-2008 tot de halvering van de datacenterexploitatiekosten geleid[HP’s Data Center Consolidation (DCC) project – a three-year plan that includes consolidating 85 data centers worldwide into just six locations in three U.S. cities: http://h10144.www1.hp.com/case-studies/HP-data-centers.htm.].
De kwalitatieve businesscase
Daarnaast wegen de kwalitatieve baten, zoals hogere duurzaamheid, betere kwaliteit, continuïteit en flexibiliteit van IT-dienstverlening, voor de overheid zeker even zwaar mee als de beoogde kostenbesparingen.
Mede door de spreiding, diversiteit en departementale besturing is er geen uniformiteit in de technische architectuur en standaarden binnen het huidige datacenterlandschap. Mede hierdoor kennen deze datacenters grote verschillen in de geboden schaalbaarheid, beveiliging, beschikbaarheid, continuïteit en duurzaamheid.
Zo is in Nederland het merendeel van de datacenters met kleine tot middelgrote computervloeren gehuisvest in kantoorpanden. De bouwkundige eigenschappen en technische installaties van deze gebouwen zijn niet ontworpen voor datacenters en brengen per gebouw specifieke beperkingen met zich mee, zoals maximale vloerbelasting, vloeroppervlak, energietoevoer, warmteafvoer en fysieke beveiliging.
Slechts een klein aantal grote datacenters is dan ook ontworpen om aan hoge continuïteits- en beschikbaarheidseisen te kunnen voldoen, zoals de Tier III- en IV-classificatie van de datacenterstandaard van het Uptime Institute[Turner, W. Pitt, John H. Seader, and Kenneth G. Brill. Industry Standard Tier Classifications Define Site Infrastructure Performance. Santa Fe, NM: Uptime Institute, 2005. http://www.dntp.com/news/pdfs/Data%20Center%20Tier_Classification.pdf] (24×7 gegevensverwerking, minimaal 99,7% beschikbaarheid), de overige datacenters bieden aanzienlijk lagere garanties. Hedendaagse datacenterconcepten voorzien ‘by design’ in hoge beschikbaarheids- en continuïteitsgaranties door middel van een hoge mate van redundantie in de technische installaties, een hoge mate van hardware- en platformvirtualisatie, meerdere fysieke locaties en realtime datareplicatie over deze locaties (het zogenaamde Twin Datacenter-concept). Hierdoor zijn investeringen in separate uitwijklocaties verleden tijd en kan in geval van een ernstige calamiteit op één locatie de beschikbare overcapaciteit op de andere locatie tijdelijk worden ingeruimd voor systeemuitwijk.
Slechts een klein deel van de bestaande datacenters is op basis van duurzaamheidscriteria ontworpen. Een breed geaccepteerde ratio voor de duurzaamheid van een datacenter is Power Usage Effectiveness (PUE)[Power Usage Effectiveness. Een veelgebruikte ratio voor de energie-efficiency van een datacenter is de Power Usage Effectiveness (PUE). Deze ratio wordt berekend door het totale energieverbruik van een datacenter te delen door het energieverbruik van alleen de IT-apparatuur. Een PUE-ratio van 2 houdt in dat voor elke kiloWatt (kW) verbruik van IT-apparatuur een kiloWatt nodig is voor koeling en de andere technische installaties in een datacenter.]. Deze ratio geeft aan hoeveel energie relatief gezien nodig is om het elektrisch vermogen dat de IT-apparatuur in het datacenter vraagt enerzijds te kunnen leveren en anderzijds de warmte die hierbij vrijkomt weer te kunnen afvoeren en koelen. Waar de markt een PUE van circa 1,25[Onderzoeken als Greenberg, S., E. Mills et al. (2006) ‘Best Practices for Data Centers: Results from Benchmarking 22 Data Centers’ gaan uit van een optimale PUE van 1,35. Recentere ervaringen van marktpartijen als HP en IBM gaan uit van een PUE van 1,25 als streefwaarde voor een duurzaam datacenter.] hanteert voor een duurzaam datacenter, bedraagt deze ratio voor datacenters die tien jaar of ouder zijn tussen de 2 en 3. Dit komt neer op potentiële besparingen op energieverbruik tot circa tachtig procent en miljoenen tonnen CO2-uitstoot per jaar.
De datacenters van de Nederlandse overheid kennen naar schatting een gemiddelde PUE van ten minste 2. Concreet betekent dit bij een energielast van bijvoorbeeld 30 miljoen euro per jaar met als gevolg hiervan een CO2-uitstoot van circa 125.000 ton per jaar, dat een theoretische besparingsmogelijkheid op energielasten bestaat van ruim 10 miljoen euro per jaar en op CO2-uitstoot van circa 50.000 ton per jaar. Naast de directe kostenbesparingen passen deze baten uitstekend in het streven van de overheid tot maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Belemmeringen en uitdagingen
De baten van datacenterconsolidatie lijken voor de Rijksoverheid op financieel en kwalitatief vlak sterk positief. Daarentegen zijn er belemmeringen en uitdagingen die van grote invloed zijn op de uiteindelijke businesscase voor grootschalige datacenterconsolidatie.
Drie van de belangrijkste belemmeringen en uitdagingen zullen we hier kort behandelen:
- Het schatten van de toekomstige datacenterbehoefte vraagt inzicht in vele factoren die niet allemaal op voorhand bekend zijn.
- In-flight modernisering is doorgaans geen reële optie, de risico’s wegen niet op tegen de baten.
- De migratie van bestaande datacenters is als een gevaarlijk spelletje Mikado: welk stokje ligt vrij om op te pakken?
Het schatten van de toekomstige behoefte aan datacentercapaciteit
Een essentieel aspect van grootschalige datacenterconsolidatie is het bepalen van de toekomstige datacentercapaciteitsbehoefte. Deze behoefte wordt bepaald op basis van de volgende twee, elkaar tegenwerkende trends, te weten de groeiende vraag naar IT-verwerkingscapaciteit en de afname in de benodigde datacenterruimte voor een gelijkblijvende hoeveelheid verwerkingscapaciteit.
Bestaande applicaties groeien voortdurend in functionaliteit en in aantal. Deze gestage trend leidt tot een toename in de benodigde opslag- en verwerkingscapaciteit in de IT-infrastructuur. De toename van de applicaties kan worden geïdentificeerd op basis van concrete projecten en projectvoorstellen waarvan een inschatting kan worden gemaakt voor de impact op de datacentercapaciteit. Een goed voorbeeld is de toepassing van Virtual Desktops (VDI). Als gevolg hiervan verhuist een deel van de verwerkingscapaciteit van desktops naar het datacenter. De benodigde IT-infrastructuur voor bestaande applicaties groeit ook als het gebruik van de applicaties toeneemt, bijvoorbeeld omdat naast medewerkers ook klanten en ketenpartners toegang krijgen tot gegevens. Voorbeelden van deze trend zijn het openstellen van geografische informatiesystemen (GIS) door de overheid voor burgers en bedrijven en de gestage groei in de opslag van gegevens in kantoorautomatiseringsomgevingen.
Trends die tegen de gestage groei inwerken zijn applicatierationalisatie en de gestage miniaturisatie van computerhardware. De drijfveer voor applicatierationalisatie is het vereenvoudigen van het IT-landschap en het reduceren van beheerkosten. Functionaliteiten in het applicatielandschap worden ontdubbeld, en ongebruikte applicaties worden uitgefaseerd. De hierdoor overtollig geworden IT-hardware kan vervolgens worden verwijderd. Het is bij het bepalen van de toekomstige datacentercapaciteit daarom belangrijk het verwachte resultaat van rationalisatie-initiatieven mee te wegen in de calculaties.
Daarnaast dient rekening te worden gehouden met een aantal sterke trends die een krimp in de behoefte aan IT-infrastructuur tot gevolg hebben. Zo verloopt al bijna veertig jaar het aantal transistoren dat op een vierkante centimeter kan worden geplaatst volgens de trend van de wet van Moore: een verdubbeling per twee jaar. Als gevolg hiervan worden computerprocessoren en andere IT-componenten fysiek kleiner en zal de verwerkingscapaciteit per server gestaag blijven toenemen. De toename van de capaciteit van harde schijven volgt nagenoeg de curve van de wet van Moore. Al dertig jaar neemt de prijs per byte significant af.
Een andere trend is die van virtualisatie van computerhardware en besturingssystemen. Met behulp van virtualisatiesoftware is het mogelijk vele serversystemen logisch te consolideren op een beperkt aantal grotere hardwareplatformen. De grondslag om te virtualiseren komt voort uit praktijkervaringen en onderzoek[L.A. Barrosso and U. Hölze, The Case For Energy-Proportional Computing, Google, IEEE Computer Society, December 2007 en D. Meisner, B.T. Gold, T.F. Wenisch, PowerNap: Eliminating Server Idle Power, ASPOLOS ’09, Washington DC, USA, March 2009.] waaruit blijkt dat servers gemiddeld slechts twintig procent worden belast. Webservers worden zelfs gemiddeld slechts 7,4 procent van de tijd belast. Als gevolg van het draaien van meerdere ‘virtuele’ servers op één fysieke server dalen het energieverbruik en het aantal fysieke servers, en nemen deze servers in een datacenter minder ruimte in.
Bij een vervangingscyclus van vijf jaar voor servers betekent dit een toename van acht tot vijftien keer de verwerkingscapaciteit binnen gelijke afmetingen en vier tot acht keer de opslagcapaciteit binnen gelijke afmetingen.
Mede door deze op elkaar inwerkende trends zijn de factoren die van belang zijn om een goede schatting te maken van de gewenste datacenteromvang niet altijd op voorhand bekend.
De ontwerpers van datacenters gaan daarom steeds meer uit van flexibele en schaalbare ontwerpen, waarbij zonder hoge meerkosten de capaciteit van een nieuw datacenter naar behoefte kan worden uitgebreid. Dit vraagt om een modulair ontwerp van het gebouw en de technische installaties van het datacenter, waarbij een compromis wordt gesloten tussen het schaalgroottevoordeel van een groot datacenter en het risico met veel overcapaciteit te blijven zitten. Figuur 1 toont een schematische weergave van de groei van een datacenter met vloeren van 500 vierkante meter die naar behoefte in gebruik worden genomen. In theorie kunnen deze vloeren bij overcapaciteit ook weer worden uitgeschakeld om te kunnen besparen op de vaste energiekosten van het datacenter.
Figuur 1. Schematische weergave van de modulaire uitbreiding van een datacenter.
De Rijksoverheid onderzoekt dan ook de mogelijkheden voor schaalbare, modulaire datacenters. Zo maakt het ministerie van Defensie in het veld reeds gebruik van container-gebaseerde datacenters[IVENT, Informatievoorziening en technologie, In het hart van de informatievoorziening: Corporate Brochure IVENT_tcm46-115613.pdf en In Touch, het IV-magazine van Defensie, intouchokt2007_tcm46-107539.pdf op www.defensie.nl en ICT Room presenteert het container-datacenter op de Wapensynchronisatiedag op 4 november 2009: http://www.ictroom.nl/ictroom-presenteert-sun-modular-datacenter.html.].
In-flight modernisering is doorgaans geen reële optie
Als de toekomstige behoefte aan datacentercapaciteit bekend is, zal onderzocht moeten worden of de geplande investeringen voor de nabije toekomst in bestaande datacenters nog de moeite waard zijn. Binnen het mandaat van één departement kan het logisch zijn om een datacenter uit te breiden en klaar te zijn voor de toekomst, maar deze investeringen zijn in het licht van de rijksbrede capaciteitsbehoefte wellicht minder verstandig.
Het moderniseren van bestaande datacenters is niet altijd mogelijk of wenselijk. De bouwkundige eigenschappen en technische voorzieningen van deze ruimten zijn doorgaans niet voldoende voor het huisvesten van high-density datacenters[Datacenterexploitanten, waaronder uitvoeringsorganisaties binnen het Rijk, staan voor de uitdaging een balans te vinden in het verhogen van de dichtheid van IT-apparatuur door fysieke concentratie en virtualisatie met de beschikbare stroom-, koel- en vloercapaciteit. De paradox is dat door de inzet van kostenbesparende virtualisatietechnieken mogelijk snel tegen de grenzen van hedendaagse datacenters wordt aangelopen, waardoor juist aanvullende kosten ontstaan. Zie ook: Data Center Optimization, Beware of the Power Density Paradox http://www.transitionaldata.com/insights/TDS_DC_Optimization_Power_Density_Paradox_White_Paper.pdf].
Daarnaast brengt het ingrijpend moderniseren van bestaande datacenters operationele risico’s met zich mee, omdat werkzaamheden aan de elektrotechnische installaties het noodzakelijk kunnen maken het gehele datacenter down te brengen of omdat tijdelijk geen sprake meer kan zijn van een redundante stroomtoevoer naar het datacenter. Het geheel down brengen van een datacenter leidt per definitie tot hardwarestoringen en stelt de IT-organisatie voor een grote logistieke uitdaging om alle IT-componenten en applicaties in de juiste volgorde af te sluiten en weer op te starten, een nachtmerrie voor elke datacenterbeheerder.
De kosten die gemoeid zijn met het moderniseren van de elektrotechnische installaties en de koelvoorziening kunnen oplopen tot wel tachtig procent van de ‘herbouwwaarde’ van een nieuw datacenter. In combinatie met de operationele risico’s van in-flight modernisering ontstaat een aantrekkelijker scenario om op een andere locatie een nieuwe datacentercapaciteit in te (laten) richten.
Datacentermigratie is als Mikado: welk stokje ligt vrij om op te pakken?
Als eenmaal vaststaat waar welke datacentercapaciteit kan worden gerealiseerd, begint het lastigste deel van datacenterconsolidatie: het in relatief korte tijd en op een gecontroleerde wijze migreren van de IT-voorzieningen in de bestaande datacenters.
Om tot een migratieplan te komen is van elk datacenter een gedetailleerd inzicht nodig in de applicaties die in het datacenter draaien, van welke IT-infrastructuur deze applicaties afhankelijk zijn en welke samenhang tussen applicaties en gegevensbronnen er bestaat. Voorbeelden hiervan zijn interne en externe interfaces en koppelingen met ketenpartners. Dit inzicht is nodig om op de nieuwe locatie deze applicatie weer werkend te krijgen.
Een pragmatische werkwijze voor het migreren van IT-voorzieningen tussen datacenters is de zogenaamde ‘lift & shift’-aanpak. Hierbij wordt alle IT-apparatuur simpelweg fysiek verhuisd en op de nieuwe locatie opnieuw opgebouwd. Grote nadelen van deze aanpak zijn dat het datacenter in zijn geheel down gebracht moet worden en dat er overwegend geen fallbackscenario bestaat. Als tijdens het weer in gebruik nemen van de apparatuur en applicaties op de nieuwe locatie zich ernstige calamiteiten voordoen, kan niet meer worden teruggegaan naar de oude situatie. Ook hier geldt dat afkoeling en vervoer bij een deel van de IT-apparatuur tot hardwarestoringen zal leiden en alle IT-componenten en -applicaties op de nieuwe locatie in de juiste volgorde moeten worden opgestart. Omdat de gehele productie tijdens de migratie tot stilstand is gekomen, staat een hoge tijdsdruk op de migratie en worden lange weekeinden of vakanties benut om de impact op de bedrijfsvoering tot een minimum te beperken. Om deze redenen wordt het ‘lift & shift’-migratiescenario voor oudere apparatuur zoveel mogelijk vermeden.
Een veiliger maar kostbaarder scenario is het op de nieuwe locatie opbouwen van dezelfde functionaliteit met nieuwe hardware. Dit heeft echter tot gevolg dat softwarecomponenten en -applicaties moeten worden geactualiseerd, zodat deze op de nieuwe hardware kunnen functioneren. Dit scenario vraagt meer investeringen en inspanning, maar kent niet de tijdsdruk van het ‘lift & shift’-scenario.
In de praktijk zal gezocht moeten worden naar combinaties tussen deze migratiescenario’s, waarbij relatief eenvoudig te isoleren applicaties en onderliggende IT-infrastructuur opnieuw worden opgebouwd en na de succesvolle migratie de overbodig geworden apparatuur opnieuw wordt ingezet, mits niet end-of-life, voor de volgende migratieslag. Het onderkennen van relatief eenvoudig te isoleren en migreren functionaliteit vergt een diepgaand inzicht in het IT-landschap dat verder gaat dan de reguliere CMDB-administraties[Een configuratie management database (CMDB) is de gegevensverzameling waarin informatie met betrekking tot de Configuration Items (CI’s) wordt vastgelegd en beheerd. De CMDB is de spil van de vastleggingen conform de ITIL-beheerstandaard. Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Configuration_management_database.] van IT-infrastructuur en applicatiebeheerafdelingen of de vastleggingen van IT-architecten. Hierbij dient ook gedacht te worden aan de vele netwerk- en gegevenskoppelingen met ketenpartners die in de loop der jaren zijn ontstaan.
Tijdens het in kaart brengen van de architectuur en onderlinge afhankelijkheden tussen bedrijfsprocessen, applicaties en IT-infrastructuur worden doorgaans nieuwe afhankelijkheden bekend, die niet in enige CMDB of architectuurdocument waren vastgelegd. Daarom wordt een datacentermigratie door insiders wel eens vergeleken met een gevaarlijk spelletje Mikado.
Een generieke aanpak voor datacenterconsolidatie
In deze paragraaf schetsen wij een generieke aanpak die tevens geschikt is voor het datacenterconsolidatietraject van de Rijksoverheid.
Fase 1. Haalbaarheidsstudie en strategievorming
Van oudsher kennen private en publieke organisaties een decentrale aansturing van hun IT-voorziening op het niveau van businessunit, departement of instelling. Het beheer van deze decentrale IT-voorziening sluit hierdoor sterk aan op de wensen en behoeften van de gebruikers, waarbij iedere beheerorganisatie afzonderlijk keuzen heeft gemaakt over leveranciers, producten, locaties en IT-partners.
Om de voordelen van datacenterconsolidatie op het vlak van reductie van operationele risico’s, kostenbesparing en duurzaamheid te behalen zal vergaand moeten worden samengewerkt en worden gestandaardiseerd. De betrokken organisatieonderdelen kunnen hier kritisch tegenover staan. De discussie zal hierdoor meer gaan over de redenen waarom samenwerking niet kan dan over hoe het wel zou kunnen. Er wordt in dit verband vaak aangegeven dat de eisen vanuit de gebruikersorganisatie te sterk afwijken op het vlak van beveiliging, beschikbaarheid, service levels en technieken om te kunnen consolideren.
In een haalbaarheidsstudie dient onderzocht te worden waarom verandering noodzakelijk is, welk draagvlak er is voor datacenterconsolidatie, in hoeverre de centrale en decentrale belangen bij elkaar kunnen komen en welke consolidatiestrategie het minste weerstand zal ondervinden bij de totstandkoming van gezamenlijke datacentervoorzieningen. Eén van de belangrijkste aandachtspunten in deze fase is dat objectieve, uniforme informatie over de kwaliteit en de exploitatie- en beheerkosten van datacenters niet kant-en-klaar voorhanden is. Daarom vergt de strategievorming een gedegen datacollectie en het aanvullen van ontbrekende gegevens met ervaringscijfers of gerichte schattingen.
Fase 2. Opstellen businesscase
Nadat de consolidatiestrategie is bepaald, dient een financiële onderbouwing te worden opgesteld en de investeringsruimte te worden bepaald in een kwalitatieve en kwantitatieve businesscase.
De financiële businesscase kan meerdere situaties beschrijven, bijvoorbeeld de huidige situatie, de huidige situatie als met de huidige stand van de techniek het datacenterlandschap geconsolideerd zou zijn, en verschillende toekomstige situaties. Voor het doorrekenen van een financiële businesscase wordt een financieel model gebruikt dat gevuld wordt met gegevens over het huidige datacenterlandschap en de huidige exploitatielast en dat met behulp van verschillende aannames en parameters kan worden gebruikt om de verschillende scenario’s door te rekenen.
Omdat het realiseren van nieuwe datacenters en het migreren van een groot aantal kleinere datacenters een lange doorlooptijd kent (circa anderhalf jaar voor de realisatie van een nieuw datacenter, drie tot acht jaar voor een grootschalig migratietraject), dient in het financiële model rekening te worden gehouden met tijdsafhankelijke factoren zoals de groei van de vraag naar IT-verwerkingscapaciteit, de ontwikkeling van energiekosten en inflatie. Daarnaast zijn belangrijke factoren in het model de verwachte miniaturisatiegraad, de verwachte virtualisatiegraad en de beoogde maximale bezettingsgraad in de toekomstige datacenters. Deze toekomstafhankelijke factoren zijn niet met een hoge mate van betrouwbaarheid te bepalen en introduceren daarmee onzekerheden in de uitkomsten van het model.
De benodigde investeringen en eenmalige migratiekosten zijn in omvang en timing sterk afhankelijk van de scenariokeuze en instapmomenten van deelnemende organisaties. Zonder een grove migratie- en investeringsplanning zal het niet mogelijk zijn te bepalen wanneer de baten geëffectueerd kunnen worden en wanneer sprake zal zijn van het terugverdienmoment.
Fase 3. Bepalen besturingsmodel en gecontroleerde migratiefase
Indien de Rijksoverheid kiest voor de realisatie van één gemeenschappelijke datacentervoorziening, zal dit grote impact hebben op het besturingsmodel van ICT. De zogenaamde ‘ability to execute’ moet worden gewaarborgd via een mandaat op interdepartementaal niveau en meerjarige financiële middelen dienen te worden gealloceerd. Er mag geen ruimte zijn voor vrijblijvende participatie of het door deelnemende organisaties doorgaan met het zelfstandig investeren in bestaande en nieuwe datacenters.
Het welslagen van het datacenterconsolidatietraject vraagt om een beheerste, gefaseerde aanpak waarin rekening wordt gehouden met lopende en toekomstige ontwikkelingen, alsook met de in dit artikel beschreven risico’s en randvoorwaarden.
Een belangrijke succesfactor in het welslagen van datacenterconsolidatie is tijd: door het wegnemen van tijdsdruk en het gecontroleerd en planmatig migreren van bestaande datacenters over een langere periode worden de baten behaald, zonder dat ondoordachte keuzen leiden tot verstoringen in de bedrijfsvoering. Zelfs in sterk hiërarchisch gestuurde organisaties vergden datacenterconsolidatietrajecten circa drie tot vijf jaar totdat alle oude datacenters konden worden gesloten. Daarom moet in de businesscase voor datacenterconsolidatie worden meegewogen welke investeringen minimaal noodzakelijk zijn om deze ‘tijd te kopen’.
Voor de consolidatie van het grote aantal datacenters van de Rijksoverheid is een tijdshorizon van acht tot tien jaar realistisch, mede vanwege bestaande contracten met marktpartijen en de doorlooptijd voor de bouw van en migratie naar nieuwe datacenters. Om de realisatie van en migratie naar een gemeenschappelijke datacentervoorziening in tien jaar op beheersbare wijze uit te voeren, kan een plateauplanning worden gehanteerd. Hierbij kunnen de consolidatieniveaus als plateau worden gebruikt, bijvoorbeeld datacenter facilities en housing, IT-infrastructuurbeheer en technisch applicatiebeheer.
Omdat de kosten van elk van deze plateaus relatief toenemen (van het IT-budget wordt circa 25 procent besteed aan datacenterfaciliteiten en housing, circa 35 procent aan IT-infrastructuurbeheer en circa 40 procent aan applicatiebeheer en -onderhoud[Revolutionizing Data Center Energy Efficiency, McKinsey & Company, 2008: http://www.mckinsey.com/clientservice/bto/pointofview/pdf/Revolutionizing_Data_Center_Efficiency.pdf.]) zullen per plateau de baten van datacenterconsolidatie kunnen toenemen.
Het migratieplan zal daarnaast passende maatregelen moeten bevatten om tegen te gaan dat de consolidatie en migratieactiviteiten tijdelijke of permanente negatieve invloed hebben op het bestaande niveau van continuïteit en beschikbaarheid van de gegevensverwerking. Om de risico’s in kaart te brengen dient een risicoanalyse te worden uitgevoerd en waar nodig het migratieplan te worden bijgesteld.
Conclusie
Door het overweldigende aantal datacenters binnen de Rijksoverheid lijken de baten van de consolidatie van deze datacenters zowel op financieel vlak als op kwalitatief vlak sterk positief. Het onderbouwen van de baten van datacenterconsolidatie en het afwegen van deze baten tegen de kosten en risico’s is echter geen sinecure. Geïnspireerd door onze ervaringen in diverse adviesopdrachten voor zowel publieke als private klanten zijn wij in dit artikel ingegaan op de drijfveren achter datacenterconsolidatie, waarom dit interessant kan zijn en welke belemmeringen hierbij overwonnen moeten worden.